Door John Vaessen (op 03-03-21 gepubliceerd in Via Limburg)
In 2019 en 2020 werd de belangrijke oost-west verbinding door Roermond, heringericht. Ter hoogte van de Schipperswal en de Wilhelminasingel is de N280 verdiept aangelegd met als gevolg ongelijkvloerse kruisingen met nieuwe viaducten die genoemd zijn naar drie bekende Roermondenaren: architect Pierre Cuypers (1827-1921), schrijfster Marie Sloot (1853-1927) en goudborduurder François Stoltzenberg (1805-1875). De wanden van de viaducten zijn voorzien van honderden meters lange bloemenslingers, in reliëf aangebracht naar ontwerpen van Pierre Cuypers. Over het leven en werken van deze bouwmeester is veel bekend, over zijn laatste rustplaats op de in 1785 geopende begraafplaats ‘Nabij Kapel in ’t Zand’ (nu Het Oude Kerkhof) helaas minder.
Grafkelder
Toen de herinrichting van deze begraafplaats in het najaar van 1858 een feit was, werden door Roermondenaren onder wie Pierre Cuypers in de maand oktober zeven vergunningen aangevraagd om op het eerste klasse gedeelte een grafkelder te mogen realiseren. Cuypers’ voorkeur ging uit naar een grafkelder die tot stand gebracht moest worden in de nabijheid van een nog te bouwen bisschoppelijke grafkapel. Met deze ‘voorkennis’ was hij in staat een familiegrafkelder te laten bouwen pal naast de locatie waar in 1887, bijna dertig jaar later, de kapel met crypte voor overleden bisschoppen gebouwd zou worden. Begraven worden ‘ad sanctos’ (‘bij de heiligen’, in dit geval grenzend aan de grafkapel van de bisschoppen) was destijds zeer in trek. Bovendien realiseerde de rooms-katholieke Cuypers de grafkelder op de zogenaamde ‘Heilige Linie’, een denkbeeldige lijn die van west naar oost (Heilige Land) loopt, zoals die vanaf de middeleeuwen vaak gehanteerd werd als hoofdbeginsel van kerkelijke bouwkunst. Het was Cuypers’ zwager, de dichter-schrijver Joseph Alberdingk Thijm die in 1858 over deze ‘Heilige Linie’ publiceerde. In datzelfde jaar was de plek waar de grafkelder moest komen reeds uitgegraven en voorzien van gepleisterde wanden, getuige een ‘handtekening’ op één van de zijwanden van, naar wordt aangenomen, een werknemer met de tekst W. Muller 1858. Nadat de grafkelder gereedgekomen was, werden de reeds eerder op de begraafplaats begraven stoffelijke resten van Cuypers’ eerste vrouw Rosa van der Vin (1825-1855) en zijn vader Joannes (1769-1858) er bijgezet. Nadien volgden in 1860 een levenloos geboren meisje uit het huwelijk tussen Pierre Cuypers en Antoinette (Nenny) Alberdingk Thijm en in 1867 hun twee jaar oud geworden zoontje Theo. In 1874 werd Cuypers’ moeder Joanna Bex er begraven en in 1898 werd zijn tweede vrouw Nenny eveneens in de familiegrafkelder bijgezet. Ook zijn zus Joanna Maria, overleden in 1909 en haar eerder, in 1892 gestorven echtgenoot Frans Renders kregen er hun laatste rustplaats. Pierre Cuypers zelf overleed op 3 maart 1921, dit jaar 100 jaar geleden en werd op 5 maart in de grafkelder begraven. Na hem zouden tenslotte in 1948 zijn schoondochter Delphine Povel en in 1949 zijn zoon Joseph worden bijgezet in de grafkelder.
Restauratie
Evenals de gehele begraafplaats raakte ook het familiegraf Cuypers vanaf het midden van de vorige eeuw sterk in verval. Afspraken met belanghebbenden om het graf te restaureren kwamen in eerste instantie niet van de grond en in de media werd er veel aandacht aan besteed. Zelfs De Telegraaf sprak er onder de kop ‘Hier rust de vader aller architecten’ schande van dat het graf van de bouwmeester van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam er zwaar verwaarloosd bijlag. De Roermondse aannemer Frans Straus nam uiteindelijk het initiatief tot oprichting van de ‘Stichting Restauratie Grafmonument Dr. Pierre J.H. Cuypers’. Op 6 april 2006 ging de restauratie van het familiegraf, zowel boven- als ondergronds van start. Vooral de kelder toonde een ravage van restanten van ineengezakte kisten en puin. Alle stoffelijke resten werden in twee speciaal voor dit doel vervaardigde nieuwe kisten geborgen en tijdelijk opgeslagen in de nabijgelegen bisschoppelijke grafkapel. Tezamen met een derde kist met daarin de overblijfselen van de in 1985 te La Escala (Spanje) begraven kleinzoon Charles Cuypers werden deze kisten geplaatst in het vernieuwde tongewelf van de grafkelder. Onder het gewelf zijn negen nissen gecreëerd bestemd voor overleden familieleden. De zuil op het graf, opgericht in 1898 bij het overlijden van Nenny, werd bovendien voorzien van vier nieuwe beelden en op de sluitsteen die toegang geeft tot de kelder werd een bronzen plaat bevestigd met daarop de namen van alle erin bijgezette familieleden. Het herstel van het familiegraf Cuypers zou een van de eerste, in dit geval grote restauraties worden op ‘den Aje Kirkhaof’
Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond en dr. Maurice Heemels, ‘Op den akker des doods, waar allen gelijk worden…’ Begraafcultuur in Roermond, 1870-1940.